Natuurdesign
pionier soorten
Pioneersoorten zijn soorten (meestal planten) die het eerst komen wonen in een gebied dat voor de meeste soorten redelijk onbewoonbaar is. Vaak veranderen deze soorten het gebied langzaam maar zeker in een gebied wat wel bewoonbaar wordt voor andere soorten en worden de pioneersoorten vervolgens vaak weg geconcurreerd. Een bekend voorbeeld is heide. De heide groeit op voedingsarme zandgrond waar bijna geen enkele andere plant op kan leven. Maar door de aanwezigheid van de heide komen er juist weer voedingsstoffen in de bomen, met als gevolg dat er bomen gaan groeien en de heide langzaam weer verdwijnt.
Heide
Klaproos
Echte kamille
Berk
Helmgras
Wilg
Architecten
Sommige diersoorten zijn echte architecten en hun aanwezigheid kan dan ook de gehele leefomgeving aanpassen. Hierdoor komen er nieuwe plekjes vrij voor andere dieren en planten om weer te leven. Wisents en herten zijn ook architecten door jonge boompjes weg te eten en daarmee ruimte over te laten voor andere plantsoorten om te groeien. Ook houd de wisent ervan om te rollen in de grond, hiermee houdt hij de zandplekken open en krijgen pioniersoorten een kans om er te groeien! Een ander voorbeeld zijn oesters en mosselen. Deze maken samen enorme banken in de zee. In deze banken kunnen algen en diertjes zoals anemonen zich weer verankeren en de banken bieden menig kleine diertjes een veilig plekje van roofdieren door alle gaatjes en kiertjes. De meest bekende architect van Nederland is waarschijnlijk de bever. Door het kappen van bomen en het aanleggen van dammen past de bever het gebied enorm aan en maakt hij onbewust ruimte vrij voor andere soorten. In het vak worden dit soort dieren ook wel biobouwers genoemd.
Bever
Wisent
Edelhert
Mossels
Oesters
Zeegras
Sleutelsoort
Sleutelsoorten is een wijd begrip maar uiteindelijk gaat het erom dat ze soort een grotere invloed op het ecosysteem heeft dan eerst gedacht: ze hebben een soort sleutel functie en zonder deze sleutel werkt de machine minder goed. Een voorbeeld is de aanwezigheid van grote roofdieren zoals de wolf. De wolf heeft niet alleen invloed op de grootte van de populaties van zijn prooien maar indirect ook op de plantensoorten in het bos. De prooidieren vermijden bepaalde plekken in het bos omdat de wolf daar rondloopt, met als gevolg dat daar niet meer gegraasd wordt en er vrij spel is voor bijvoorbeeld jonge bomen om groot te worden. Veenmos en regenwormen hebben weer een hele andere grote invloed. Veenmos veranderd onder andere de zuurtegraad van de grond en regenwormen maken de grond vruchtbaarder door afval te composteren. Hierdoor ontstaan er nieuwe plekken voor allerlei planten om weer te groeien, wat op zijn beurt ook weer dieren aantrekt! De begrippen sleutelsoorten en biobouwers overlappen wel tot op een zekere hoogte omdat het begrip sleutelsoort op dit moment nog erg breed geïnterpreteerd kan worden.
Europese wolf
Veenmos
Regenworm